Dezelfde tendens doet zich voor wanneer het over impact gaat. Of het nu om een gemeentelijke fusie, een buslijn, een museum, of werkgelegenheid gaat, de neiging is te kijken naar de economische effecten. Het belangrijkste is blijkbaar de economie, dus hoeveel er geproduceerd en verdiend wordt.
Nu ga ik niet het belang van de economie ontkennen – ik ben per slot van rekening econoom – maar ik wil duidelijk krijgen dat de economie louter instrumenteel is en dus geen doel kan zijn. Hetzelfde geldt voor geld. Laat ik het sterker maken: met geld realiseren u en ik, of wie en wat ook, niet dat wat van wezenlijke waarde is voor ons. Met geld realiseren we alleen de middelen daarvoor. (Om die boodschap over het voetlicht te krijgen, heb ik een boek geschreven: Doing The Right Thing, a value based economy).
Zie het zo. Met geld kan je een huis kopen, maar geen thuis. Je kan mijn boek kopen maar niet de kennis daarin. Een gemeente kan een museum subsidieren maar heeft daarmee nog geen levendig cultureel klimaat. Een gemeente kan veel geld investeren in buurthuizen en buurtwebsites maar heeft dan nog geen sterke buurten. Een fusie geeft misschien grotere bestuurskracht maar niet per se een sterkere sociale en democratische gemeenschap. Daar is iets heel anders voor nodig.
Het probleem met de begrotingscycli en de focus op financiele resultaten is dat de discussie gaat over het instrumentele en dat het wezenlijke, dat waar alles op gericht zou moeten zijn, onbesproken blijft. Een sluitende begroting is niet het doel, maar hoogstens een voorwaarde om wezenlijke doelen te bereiken.
Het college van Hilversum, waar ik deel van uitmaak, was duidelijk in haar missie: onze doelen zijn een socialer en groener Hilversum, waarin Hilversummers zo goed als mogelijk tot bloei kunnen komen. In de praktijk proberen we ons tot deze doelen te verhouden, maar ook bij ons gaat het, als het erop aankomt, om geld. Als wethouder kan ik nog zoveel goede dingen doen, duurzame verbeteringen zelfs, een rood cijfer kan me de das omdoen.
Wat als we indicatoren zouden hebben die aangeven wat de gemeente bijdraagt aan wezenlijke doelen zoals sociale cohesie, het bloeien van inwoners, sterke buurten, een inspirerende leefomgeving, en een actieve democratie waarin de betrokkenheid van inwoners spreekt? Wat als de discussies gaan waar het werkelijk om moet gaan? Op dit moment is dat wishful thinking. Maar als we verder gaan met het onderzoek naar “public values” met een op waarden gebaseerde benadering, als accountants de noodzaak van een andere boekhouding gaan inzien, en vooral ook als politici blijven hameren op wat van wezenlijk belang is, dan zult u merken hoe anders de wereld zal zijn. Net als in een goed thuis, zullen de gesprekken nauwelijks nog over geld gaan.