Geloof als een deugd

Date:zondag 20 januari 2008
Category:Sermons and lectures

by Arjo Klamer 
NCRV: dienst zondagmorgen 9 uur op radio 747AM, Woord op zondag

Wat is het goede doen? Gewoon, iedere keer weer? Hoe sta ik in het leven? Hoe goed ga ik met andere mensen om, met mijn werk, met mijn ziekte, met mijn pijn, en met mijn vreugde? We doen het goede in kleine en grote momenten. Hoe je het ook wendt of keert, goed doen heeft te maken met een bewust en deugdzaam leven, met het vermogen om in overeenstemming met de belangrijke deugden te leven. Een van die deugden is geloven, het vermogen en ook de durf te geloven. Misschien klinkt dat gek wanneer ik dat zo stel, maar laten we eens met elkaar bezien hoe geloof een deugd kan zijn, en daarmee een leidraad voor het leven van alledag.

Gezang 401: 1,3, 4. Eeen vaste burcht is onze God 
Lezing Job 1: 6-22 
Psalm 25: 1, 2, 4. Heer ik hef mijn hart en handen op tot u

Overdenking

“Ik moet er echt in geloven alvorens ik mee ga. En dat doe ik nog niet.” Dat zei de zakenman na een lang gesprek. Hoezo geloven? Is het business plan dan niet overtuigend? Zijn de cijfers niet duidelijk genoeg. “Nee”, zei hij en hij keek me indringend aan, “dat geloof ik allemaal wel. Maar ik moet in jou geloven; ik moet kunnen geloven dat je allemaal gaat doen wat je zegt dat je gaat doen. En daar ben ik nog niet zo zeker van.”

Gelooft u . .in wat u doet? Nu, op dit moment? Handelt u uit overtuiging wanneer u luistert, of doet u het uit gewoonte, uit vrees misschien? Gelooft u in uw werk, in de organisatie waar u voor werkt? Gelooft u in uw huwelijk? Gelooft u in de ander? Gelooft u in dit land? Of bent u een van de velen die dat geloof kwijt aan het raken is, of al kwijt is?

Zij gelooft in mij, zingt Andre Hazes. Dat doet wat: zij gelooft in mij. Gelooft een ander in u?

Het grote geloof gaat natuurlijk over het geloof in God. “Ik geloof in God, de almachtige Vader, – schepper van hemel en aarde, – en in Jezus Christus, zijn enige Zoon.” Geloven is amen zeggen bij het horen van Gods boodschap. Amen is immers afgeleid van het Hebreeuwse woord voor geloven. Zeg amen en u zegt: ik geloof. Vandaag de dag is dat geloven allesbehalve vanzelfsprekend. Waarom zou u geloven? Het blijkt ook heel goed te gaan met al die mensen die geen amen meer zeggen, en Gods boodschap links laten liggen. Waarom zou een Herman Phillipse, de filosoof die zich als overtuigd atheïst laat kennen, het slecht doen?

Het verhaal van Job dat we zoeven lazen, gaat over dat grote geloof. Het blijft een verbijsterend verhaal. Hoe kan God het zover laten gaan? Hoe kan hij de Satan zo ver laten gaan dat Job alles en iedereen van betekenis moet verliezen? En hoe houdt Job dat vol? Je spullen verliezen, is nog daaraan toe, Maar dan te horen krijgen dat je kinderen omgekomen zijn; wie kan dat lot overleven? En wat doet Job? Hij verscheurt zijn kleren, scheert zich kaal, werpt zich neer in het stof, en accepteert zijn lot. “De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam van de Heer zij geprezen.” Amor fati. Houdt van uw lot. Wat een kracht. Het is dezelfde kracht waarmee Etty Hillesum, de Joodse vrouw, haar lot tegemoet ging in de Tweede Wereldoorlog. Zij maakte niemand een verwijt en accepteerde haar lot, gelovend in God.

Hoe moeilijk het is, vast te houden aan dat grote geloof wanneer het noodlot toeslaat, vertelt het verhaal van Job. Job gaat diep. Hij vervloekt zijn lot. Hij wil eerst niet horen wat zijn vrienden hem voorhouden. Om moedeloos, nee, wanhopig van te worden. Maar juist in die wanhoop, beleeft Job wat dat geloof van hem werkelijk betekent.

Dat is het grote geloof. Dat is het geloof dat ons bij staat in tijden van crisis. Maar hoe doen we het in de kleine momenten, in de momenten van alledag. In het werk, in een huwelijk, in de politiek? Wat betekent het geloof dan?

Wanneer ik iets zeker weet, hoef ik het niet te geloven. Maar waar ben ik zeker van? Hoe zeker bent u van alles dat u denkt te weten? Andre Hazes zong uit volle borst “zij gelooft in mij” omdat hij ook wel wist dat zijn vrouw tegen beter weten in handelde. Hij wist zelf maar al te goed hoe onmogelijk hij zelf was, hoe onvoorspelbaar zijn gedrag was. En toch geloofde zij in hem.

Hoe meer we gaan denken, hoe meer wetenschap we bedrijven, hoe meer we realiseren hoe onwetend we zijn. Niemand weet wat deze dag voor ons in petto heeft. Toch gaan we haar weer aan. Hoe goed ken ik mezelf? Weet ik waar ik allemaal toe in staat ben? Ik vrees van niet. Soms twijfel ik enorm aan mijn kunnen. En hoe goed ken ik die ander eigenlijk? Kan ik op hem aan? Geregeld word ik teleurgesteld door mensen. Blijkbaar weet ik ze verkeerd in te schatten. En toch probeer ik het weer, steeds weer. Hoe heb ik het ooit aangedurfd met dat huwelijk van me? De eerste keer was het fout gegaan. Hoe kan ik geloven dat het nu wel goed gaat? Ik was me indertijd maar al te bewust dat ik een sprong maakte, een sprong in de duisternis. Het is de sprong waarmee de Deense filosoof Kierkegaard het geloof karakteriseert. Geloven is springen als je het niet zeker kan weten. En wanneer weet je iets zeker?

Je zou kunnen zeggen dat in ons dagelijks handelen we steeds kleine, en soms grote, sprongen moeten maken. Niet springen is niet goed; te ver en te ondoordacht springen is dat ook niet. Geloven, het springen, kan je daarom een deugd noemen. Je moet kunnen geloven om een huwelijk aan te gaan, een winkel te beginnen, een verhaal te houden, en politiek te bedrijven.

Zo geloven, zo springen, heeft alles te maken met vertrouwen. Het Latijnse fides wordt vertaald als geloof maar betekent vooral betrouwbaarheid. Het Engelse “faith” betekent geloof maar ook vertrouwen. Als ik in een ander geloof, dan spreek ik mijn vertrouwen uit. Op grond waarvan zou ik iemand vertrouwen? Dat kan nooit geheel op basis van mijn kennis zijn. Onwetendheid blijft troef. Ieder vertrouwen impliceert een sprong.

Geloven heeft ook met identiteit te maken, met weten wie je bent. Wanneer iemand niet weet waar hij of zij voor staat, steeds van gedachten verandert, van de ene baan naar de andere springt, en voortdurend van partner wisselt, kunnen we zeggen dat diegene geen duidelijke identiteit heeft. Dat geldt ook voor een land. Van dit land, Nederland dus, wordt gezegd dat ze worstelt met haar identiteit en dat is omdat onduidelijk is waar ze voor staat, wat haar bewoners bindt, wat het gemeenschappelijke verhaal is. Het lijkt wel eens of wij Nederlanders een beetje de kluts kwijt zijn, en daarmee het geloof in een eigen identiteit. Gelukkig zien we links en rechts bewegingen om te werken aan dat geloof, om de sprong weer te wagen.

Geloven doen we vanuit een verleden. Zeker weet ik dat niet, maar ik geloof dat mijn verleden mij gevormd heeft en dat mijn bewustwording van dat verleden een belangrijke grond is voor mijn vertrouwen in de toekomst. Het is een geloof waar ik overigens pas recent bewust van ben geworden. Als opgroeiende jongeling dacht ik het goed te kunnen zonder dat verleden, dat ik dat verleden net zo goed kon negeren. Dat denk ik nu niet meer. Ik heb bijvoorbeeld mijn vader en mijn moeder nodig; en wanneer ik denk over deze samenleving doe ik dat steeds bewuster in het besef van haar verleden. Het doet er gewoon toe waar we vandaan komen. Ontbreekt het u aan geloof in uzelf, in uw omgeving, dan is mijn advies om u bewust te worden van alles dat u of die omgeving gevormd heeft, van het verleden dus. Daarom is geschiedenis zo belangrijk. Daarom is het zo goed dat we in dit land weer met de canon bezig zijn.

Geloven kan je teveel en te weinig. De pessimist gelooft te weinig. Zo nu en dan een ja .. maar is verstandig. Een aanhoudende ja. . maar kan dodelijk zijn. Het gevaar dat steeds weer op de loer ligt is dat van het cynisme. Laatst vertelde iemand mij dat toen ze te horen kreeg dat Sinterklaas niet echt bestond, ze besloot dat dan God ook niet kon bestaan. Was ze over die Sinterklaas voorgelogen, dan zou dat ook wel het geval zijn met al die verhalen over God. Het zou logisch zijn om vervolgens het geloof in wat dan ook op te zeggen. Doe je dat, dan wordt je cynisch. Dat was deze persoon gelukkig niet. Blijkbaar kon ze nog wel geloven in zichzelf, en anderen om haar heen. Het springen had ze niet totaal afgezworen. Stel je eens voor dat iemand dat wel zou doen? Dat zou het leven onmogelijk maken.

Maar je kan ook teveel geloven, te overtuigd zijn van het eigen gelijk. Iemand die stevig gelooft in het eigen verhaal, kunnen we een rotsvaste overtuiging toedichten; zo iemand heet onverzettelijk te zijn, gedreven ook. Maar gaat iemand te ver, dan spreken we over een fanaticus, een geloofsdwaas. Bij het lezen van de biografie van Abraham Kuyper, de man die voorging in de schoolstrijd aan het einde van de negentiende eeuw, de oprichter van de Anti-revolutionaire partij, van de gereformeerde kerk en van de Vrije Universiteit-werd ik afgeschrokken door de meedogenloosheid en ook liefdeloosheid waarmee hij zijn geloof in de praktijk wilde brengen. Ik doe hem ongetwijfeld geen recht door hem zo te karakteriseren want uiteindelijk was hij in staat om te gaan met anders gelovigen, zoals de katholieken en de liberalen. Maar hij komt hard over. Hard zijn ook de moslims die bereid zijn over lijken te gaan om hun geloof te bewijzen. Het geloven gaat te ver, wanneer de andere goddelijke deugden, die van de hoop en de liefde, verzaakt worden.

Daarom is geloven een deugd. Het was de deugd van Job die hem staande hield in een tijd van crisis. Hij geloofde niet te weinig, maar ook niet zoveel dat hij geen twijfels kende en meedogenloos en liefdeloos werd. Om goed te doen, moeten we kunnen en weten te geloven. Niet teveel en niet te weinig. Neem een voorbeeld aan Job, zou ik zeggen. Durf te geloven in de ander. Durf te geloven in uzelf. Durf amen te zeggen. En dus zeg ik het in volle overtuiging:

Amen.

Gebed

In deze wereld is het maar te gemakkelijk U te verloochenen-om het leven zonder geloof aan te gaan. Waarom zouden we geloven? Het gaat toch zo goed? Wat een arrogantie? Zonder geloof staan we te wankelen en te wiebelen op onze benen, en hebben we geen vaste grond onder de voeten.

Heer, sta ons bij. Laat Uw aanwezigheid gelden. Opdat we op U kunnen vertrouwen, en bouwen. Dat wij weten dat U een vaste burcht zijt. We hebben U nodig-om dit leven aan te kunnen, op de kleine en op de grote momenten. En om bewust te zijn van het grote mysterie dat dit leven voor ons blijft. Wij danken U voor Uw genade, voor Uw liefde en voor het vertrouwen dat we in U mogen hebben. Amen

Lied 304: God is getrouw, zijn plannen falen niet.

Bron

Jeroen Kock. Abraham Kuyper. Boom, 2007.

Questions about publications?Contact us!

When you have questions about our publications,
please contact us.

Go to the contactpage!

Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten