Vijf lessen uit de lokale politiek

Date:zaterdag 17 maart 2018
Category:Other publications
verschenen in de groene amsterdammer. verschenen, 17-03-2018

Vijf lessen uit de lokale politiek

Het lokale is het enige universele

Politiek begint zodra we onze deur uit gaan. Van een paaltje tot wegen en geluidsschermen: na vier jaar

wethouderschap kan Arjo Klamer, hoogleraar culturele economie, meepraten over de gemeentepolitiek. Vijf lessen.

Medium anp 56361493

Verkiezingsposters© ANP

‘Kan dat paaltje niet weg?’ De mevrouw stelde de vraag met urgentie in haar stem. Ze vond het paaltje in het gras storend. Ik dacht waarom niet. Dat zei ik ook. Ik was als wethouder op bezoek bij een buurtfeest in een van de welvarende buurten die Hilversum rijk is. Kunnen we als college laten zien hoe adequaat we reageren op verzoeken van inwoners, dacht ik nog. Toen zag ik haar uit mijn ooghoek aan komen lopen: een andere vrouw dus. ‘Geen sprake van! Dat paaltje moet hier blijven! Anders zetten mensen hun auto hier weer neer.’ Daar stond ik, tussen twee vrouwen die dat paaltje heel belangrijk vonden, maar er duidelijk verschillend tegenaan keken. Het paaltje was hiermee politiek geworden.

Deze dagen gaat het veel over lokale politiek. We horen over integriteitskwesties, over aftredende wethouders en burgemeesters, over gemeenteraadsleden die meer betaald moeten worden en meer ondersteuning nodig hebben (het betoog van Wim Voermans en Geerten Walling in hun boek Gemeente in de genen), over het democratisch tekort, over het gebrek aan goede lokale journalistiek, over de noodzaak de burgers meer te betrekken bij de lokale politiek, en over akelige toestanden in diezelfde politiek.

Liet ik al deze berichten langs me heen gaan zoals ik er ruim vier jaar geleden bij had gezeten, dan had ik het allemaal wel geloofd. Brexit, de tragiek van Syrië en de afschaffing van het referendum hadden mij heel wat belangrijker geleken. Ik zou er ook weinig van geweten hebben want het lokale nieuws volgde ik niet; wethouders zou ik niet bij naam hebben kunnen noemen, op één na die ik toevallig kende. Lokale politiek leek mij veel geneuzel over niets.

Ik vermoed dat veel mensen nu zo denken als ik toen, en zeker de mensen in wier gezelschap ik opereer, zoals academici, professionals, intellectuelen en kunstliefhebbers.

Hoe verkeerd kunnen ze het hebben. Ze hebben geen flauw benul, zou ik nu zeggen. Zoals ik geen flauw benul had.

‘Het lokale is het enige universele; dichter bij het absolute kun je niet komen.’ Ik las de uitspraak in de tuin in het voorjaar van 2014, net nadat ik wethouder was geworden. Benjamin Barber citeerde de filosoof John Dewey in zijn boek Als burgemeesters zouden regeren. Echt begrijpen deed ik het niet, maar ik noteerde het in mijn dagboek dat ik had besloten bij te houden.

Dat ik wethouder was geworden, had ik zelf niet kunnen bedenken. Ik was hoogleraar culturele economie, was druk bezig met een boek, gaf graag colleges en was op allerlei fronten actief, onder meer in politieke discussies over de euro, kunstsubsidies en het management van universiteiten. Zoals gezegd, het lokale stond ver van me af, heel ver.

Maar ik wilde me, geprivilegieerd als ik me waande, sterk maken voor mensen die het zwaar hebben. Daarom was ik in 2013 lid geworden van de SP. Ik deed dat met enige schroom want als wetenschapper sta je er niet graag politiek gekleurd bij omdat je dan bevooroordeeld lijkt. De plaatselijke partij polste mij direct voor een wethouderschap. Ik zei geen nee, ondanks mijn vooroordelen tegen de lokale politiek.

De SP won een zetel en kwam op vier. Vrij onverwacht smeedde de winnaar D66 samen met de SP, de VVD en het CDA een coalitie (nog voordat D66 in Amsterdam een akkoord sloot met de SP en de VVD). Ik werd wethouder en bedong dat ik hoogleraar kon blijven en op de maandag op de Erasmus zou zijn.

Zoals een wetenschapper betaamt, begon ik met een aantal vragen. Ik vroeg me in de eerste plaats af of politiek inderdaad zo akelig is als zo vaak gezegd wordt, of je als politicus geen verschil kunt maken omdat je verloren raakt in de machtsspelletjes en een stroperig ambtenarenapparaat. Begreep ik wel wat politiek is? En wat betekent lokale politiek? Ik had eigenlijk geen idee.

Als wetenschapper hield ik me bezig met de relatie tussen wetenschap en beleid. Klopt het, zo was en is mijn vraag, dat wetenschap weinig tot geen directe invloed heeft op politiek zoals ik in mijn eigen onderzoek had geconstateerd?

Verder was ik geïnteresseerd in de relatie tussen de overheid en de samenleving. Is die aan het veranderen? Is het einde van de neoliberale overheid in zicht?

Over het akelige van de lokale politiek kan ik nu, na mijn wethouderschap, meepraten. Commissie- en gemeenteraadsvergaderingen kunnen inderdaad eindeloos zijn en over niks gaan. Het elkaar vliegen afvangen, halve waarheden vertellen of ronduit leugens verkondigen, het vol zijn van de eigen dadendrang en het onheuse framen van anderen: ik heb het allemaal mogen beleven. Soms deed ik eraan mee.

Ik begon in te zien dat lokale politici aan het akelige profileren en framen doen omdat ze met partijen politiek bedrijven. Die van een andere partij zijn hoe dan ook gebrandmerkt. Op leden van een andere partij mag je schieten. Als zij een flater begaan, is dat om te lachen. Staan zij onder druk, dan is dat iets om je over te verkneukelen. Kinderachtig gedoe, maar er is bijna niet aan te ontkomen.

Als SP-wethouder bleek ik aangeschoten wild te zijn voor de kameraden aan de linkerzijde. De PvdA, GroenLinks en de linkse lokale partij namen iedere gelegenheid te baat om mij onderuit te halen. Maar ook vertegenwoordigers van de VVD en D66, nota bene coalitiepartijen, konden mijn leven als wethouder zuur maken. Dat hoort erbij, kreeg ik ter geruststelling te horen.

Maar dat akelige van de lokale politiek is niet wat mij geraakt heeft. Dat was eerder mijn eigen onbenul. Tot mijn schande kwam ik erachter dat het Hilversum waar ik in ben opgegroeid en na een tussenpoos de afgelopen twintig jaar heb gewoond, wel heel anders is dan ik had aangenomen. Het dorp, zoals Hilversummers hun stad graag noemen, kwam voor mij eindelijk tot leven. Ik wist niet dat zoveel gaande was, dat zoveel speelde.

Neem Bob. Ik kwam hem tegen op de Mozartschool, een school voor zeer moeilijk lerenden, tijdens een werkbezoek van het college. Hij zat in de leerlingenraad en vertelde dat hij achttien jaar is. Ik vroeg aan een leidinggevende wat er met Bob gebeurt als hij van school af gaat. Dat wist hij niet te vertellen. Omdat ik als wethouder arbeidsdeelname van mensen met een beperking in de portefeuille had, verontrustte die opmerking mij. Wat doen we met deze Bob, en alle andere Bobs?

De volgende dag ging ik naar de opening van een wasserette in een buurthuis. Het was een vrolijke boel. En wie kwam ik tot mijn verrassing tegen? Bob! Ik sprak zijn vader aan, die Bob vergezelde. Wat bleek? Een begeleidster van de Mozartschool kende de vrouw die de wasserette was begonnen. En ze wist dat Bob iets met wasmachines heeft. Bingo. Dus Bob ging aan de slag bij de wasserette. Dat stemde me vrolijk. Tegelijkertijd verontrustte mij het toeval. Hoe gaat het met al die andere Bobs? Is het mogelijk iets te organiseren zodat al degenen die willen werken maar dat vanwege een of andere beperking niet kunnen, werk hebben?

Ik besefte toen al dat Hilversum veel Bobs heeft (de jongen bleek overigens anders te heten, maar het bleef Bob). Zo zijn er al tweeduizend mensen met een uitkering, waarvan de meerderheid graag kan en wil werken. Ik schat dat een paar honderd vijftigplussers wanhopig op zoek zijn naar een baan. Dan zijn er 134 daklozen die, zo bleek uit gesprekken, voor een deel graag willen meedoen. Vroeg ik hun wat belangrijk was voor hen, dan hadden ze het niet over een huis of over geld, maar over ergens bij horen en over iets betekenen voor anderen. Die gesprekken ontroerden mij, misschien omdat er wanhoop in klonk.

Wat raakte was ook het verhaal van een Bosnische die actief is in haar buurt, een eigen zorgbedrijfje heeft, maar ook een enorme schuld dankzij een ex-echtgenoot. Raken deden de verhalen van de zogenaamde statushouders die een leven proberen op te zetten in Hilversum en tegen van alles op liepen, en die van Marokkaans-Nederlandse meiden die hun eigen honk wilden. Dat dat alles zich afspeelt in Hilversum had ik moeten weten. Maar als bewoner van een keurige buurt had ik er niks mee te maken gehad. Nu dus wel. Deze verhalen werden voor mij politiek.

Het bleef moeilijk om mee te gaan in discussies over wegen, pleinen, parkeerproblemen, geluidsschermen. Maar ook dat is allemaal politiek. Een paaltje kan al politiek zijn.

Daar zat ik dan met mijn discussies over nationale, Europese en mondiale politiek. Lokaal is die politiek afstandelijk en wezenloos. Die twee vrouwen die tegenover elkaar staan bij dat paaltje, Bob die werk nodig heeft en de buurtbewoners die elkaar naar het leven staan over het parkeren in hun buurt – die maken de politiek. Want politiek begint zodra u en ik onze deur uit gaan. Alleen moet je er wel oog voor hebben.

Langzamerhand begon ik al die mensen die zo akelig konden doen in de lokale politiek anders te zien. Ik begon hen te waarderen voor hun betrokkenheid bij lokale toestanden en hun bereidheid ervoor te zorgen dat de dingen om hen heen goed gaan en dat mensen het goed hebben. Ik kreeg respect voor de VVD’ers, D66’ers, CDA’ers en GroenLinksers die lokale politiek bedreven naast hun dure banen en wonen in comfortabele wijken. En ik kon de SP’ers en de mensen van de lokale partij die uit eigen ervaring weten wat het betekent werkloos te zijn, een Wajong te hebben of in de schuldhulpverlening te zitten wel knuffelen.

En ik ben veel kritischer ten aanzien van mensen die, zoals ik tot vier jaar geleden, de lokale politiek laten voor wat het is, en profiteren van het werk van lokale politici. De term ‘klaplopers’ komt bij mij op.

Les 1: al de bewoners die hun gang gaan, profiteren van goede wegen, en weinig tot geen last hebben van mensen die het zwaar hebben, zouden beter moeten weten en meer respect kunnen hebben voor al die zogenaamde akelige politici die ervoor zorgen dat de wegen goed zijn en mensen die het zwaar hebben steun krijgen. Politiek begint lokaal. Belangenafwegingen zijn het meest concreet in de directe omgeving. Lokale politiek is universeel.

Als de lokale politiek niet leeft, heeft de nationale en internationale politiek geen basis.

Ik werd ook getroffen door mijn onwetendheid. Al ben ik hoogleraar, ik begreep aanvankelijk nauwelijks waar mijn ambtenaren het over hadden. Hoezo beleidsregels? Wat moest ik daarmee? Hoezo kaders? Waarom heeft iedereen het over kaders? Wat zijn dat? En wat moest ik met de vragen van gemeenteraadsleden? Waar hadden ze het over? De eerste maanden waren een oefening in bescheidenheid. Lokale politiek is een vak.

Wat mijn wetenschap betreft, aan de bestuurstafel was daar geen tijd en geduld voor. Ambtenaren namen geen nota van wetenschappelijke literatuur. Resultaten van wetenschappelijke studies doen niet mee. Verwees ik naar een studie die aantoonde dat gemeentelijke fusies kostenverhogend zijn, dan werd het argument handig van tafel geveegd. Een keer had ik een econoom uitgenodigd om een onderzoek op te zetten. De discussie liep gauw dood. Ik zag toen hoe onzinnig een wetenschappelijke aanpak was in deze context.

Les 2: economen en andere sociale wetenschappers mogen denken dat ze invloed op beleid uitoefenen met de resultaten van hun onderzoek, bestuurders laten die resultaten links liggen. Ware er geen les 3, dan zou de wetenschapsbeoefening zinloos zijn, althans wat de politiek betreft.

Daarmee concludeer ik niet dat wetenschap geen invloed heeft. Alleen is die invloed anders dan wetenschappers denken. Want die invloed is normatief. Mijn wetenschap, de economische dus, normeert het denken van ambtenaren en veel bestuurders. Dat denken is neoliberaal en daarmee economisch. Zei ik dat, dan begrepen ze me niet.

Zo leg ik het uit. Liberalen waarderen vrijheid en vinden daarom de vrije markt belangrijk. Zij ageren tegen overheidsbemoeienis en staan buiten de overheid. Neoliberalen opereren in de overheid. Zij zijn bestuurders en beleidsmakers die de logica van de markt toepassen in hun beleid. Dus moesten we van alles ‘inkopen’, ‘concurrentie organiseren’, ‘resultaatgericht’ en ‘vraaggestuurd’ werken, en waren mensen die werk zoeken en een uitkering nodig hebben ‘klanten’. Ambtenaren die hen helpen, heten ‘klantmanagers’. En het topmanagement vormt het ‘concernteam’. Het is net alsof de gemeente een bedrijf is, en de markt alles bepaalt. Een alternatief was er niet.

Op mij kwam het over alsof bestuurders en ambtenaren gehersenspoeld zijn door economen en bedenkers van het New Public Management.

Les 3: economie en zeker ook bestuurskunde hebben een ingrijpende invloed gehad op ambtelijke en bestuurlijke waarden. De invloed van de wetenschap is normatief!

Hoe effectief kun je zijn als wethouder?

Het viel me eigenlijk enorm mee wat je als wethouder kunt klaarspelen.

Zelf was ik in de jaren daarvoor bezig geweest met een alternatieve economische benadering, gericht op waarden, kwaliteiten, en vormen van samenwerking. Ik was bijna klaar met een boek daarover: Doing the Right Thing: A Value Based Economy (het kwam uit tijdens mijn wethouderschap). De grote problemen, zo constateer ik, zijn sociale en culturele ongelijkheid, een gebrek aan burgerlijke betrokkenheid en een verzwakking van de samenleving met allerlei onbehagen en kwaadheid als gevolg. Ik vond dat de gemeente zich als partner zou moeten opstellen, in coöperatieve vormen moest meedoen. Want goede buurten en sterke steden zijn dat niet omdat het bestuur zo goed is, maar omdat hun bewoners samen van alles en nog wat doen.

Daarbij had ik geconcludeerd dat als het gaat om kwetsbare mensen, om zorg en om welzijnswerk, kwaliteiten leidend moeten zijn. Zoals het in het onderwijs moet gaan om goed onderwijs zou het moeten gaan om goede arbeidsbemiddeling, goede zorgwerkers en goede buurtwerkers. Ik was bezig met de ontwikkeling van een kwaliteitsmonitor.

Dan maakt de positie van de wethouder toch veel uit. De ambtenaren spreken nu over inwoners en niet meer over klanten, en mensen die naar werk zoeken, zijn kandidaten. Het is gelukt een coöperatie ‘Productief Leren’ op te richten voor leerlingen die niet meer op het regulier onderwijs terecht kunnen. Het mbo, het voortgezet onderwijs en de regionale gemeenten zijn lid. Ook de arbeidsbemiddeling gebeurt nu voor een deel in coöperatieve vorm. Met allerlei ondernemers had ik gesproken om hen mee te krijgen in een gezamenlijke aanpak van de werkloosheid van mensen met een beperking. We waren hard op weg de buurtaanpak in een coöperatieve vorm te krijgen met welzijnswerkers en professionals, maar daar kwam een kink in de kabel.

Vanzelfsprekend doe je dat allemaal niet zelf. Alles vereist intensieve samenwerking met heel veel mensen. Maar als wethouder kun je de richting wijzen, en op cruciale momenten ingrijpen. En je moet collega-bestuurders meekrijgen en instemming verwerven van jouw bazen, de gemeenteraadsleden. In de raad zitten vooral jouw ambtenaren er gespannen bij want jij moet hun werk door de raad loodsen.
Ondanks de positieve uitkomsten begon de bestuurlijke cultuur me tegen te staan. In de huidige cultuur moeten bestuurders resultaten willen, ook als dat ten koste gaat van democratische processen. De zogenaamde decentralisatie van de jeugdzorg, maatschappelijke ondersteuning en arbeidsbemiddeling bleek, zo ontdekte ik, niet een zaak van de gemeente te zijn, maar die is uitbesteed aan de regio’s. Dit is een bestuurlijke tussenlaag met veel macht maar zonder duidelijke democratische inbedding. Als wethouder ging ik naar de regio om te horen wat de plannen zijn en hoe de uitvoering verloopt. De gemeenteraden lopen al helemaal achter de feiten aan.

De bestuurlijke cultuur dicteert ook dat bestuurders een grotere gemeente willen. De vorming van Bussum, Naarden en Muiden tot Gooise Meren was de eerste stap. Gooistad is de logische vervolgstap. Een grote stad geeft meer macht. Maar ik vind het belangrijk dat mensen zich thuis voelen in hun buurt, betrokken zijn bij wat gaande is om hen heen, en zich herkennen in wat gaande is in het raadhuis. Grote gemeenten creëren afstand, zoals onder anderen Voerman en Walling betogen, en ondermijnen daarmee de lokale politiek. Als wethouder had ik op dit punt weinig in te brengen. De bestuurlijke cultuur is te sterk.

En ik bleef botsen met het dominante neoliberale denken. Ambtenaren lieten mij indirect weten niet te begrijpen wat ik wilde. ‘Nee, ik wil niet inkopen en aanbesteden. En ja, er is een alternatief.’ ‘Hoezo dan?’ Medebestuurders wilden meer daadkracht. Al het gepraat met bewoners werkt vertragend, leken zij te zeggen. Dat is ook zo, maar het gaat wat mij betreft juist om die samenwerking. Hield ik de gemeenteraad voor dat we op kwaliteiten willen sturen – zoals dat alom in de conferenties en rapporten wordt verkondigd – kreeg ik bijna een motie van wantrouwen omdat ik zou weigeren cijfers aan te leveren. Dat ik een heel boek had geschreven om aan te tonen dat die cijfers boterzacht zijn en de kwaliteiten keihard pleitte eerder tegen mij, zo leek het. Ik was en bleef een professor. Mooie ideeën, maar daadkracht ho maar. Hoe onterecht ook, zo’n frame kleeft.

Op 4 juli 2017 stapte de SP uit de coalitie en ik uit het college.

Les 4: als wethouder kun je veel gedaan krijgen, maar let op: zorg dat je medebestuursleden en voldoende gemeenteraadsleden en ambtenaren meekrijgt.

Als me iets is opgevallen, zijn het de emoties in de lokale politiek. Nooit heb ik mensen zo kwaad gezien, zoveel horen schreeuwen. Staan we na afloop van de gemeenteraad rustig na te praten, komt een lid briesend op ons af. Woest is hij. Hoezo? ‘Het inboeken van die post klopt helemaal niet!’ Is dat zo belangrijk? ‘Nee, maar ze zijn gvd toch van de pot gerukt!’ (Daar zat meer achter.) Ook ik heb een paar keer flink uitgehaald, tegen mijn SP’ers toen het college leek te gaan vallen op een nota sociale huurwoningen en al mijn werk voor niks zou zijn (ze hadden gelijk!). Of tegen een VVD-raadslid toen het erop leek dat zij mijn positie ging ondermijnen (daar zijn we goed uit gekomen), en tegen mijn collegeleden toen ze een goed plan voor een Hilversumpas wilden blokkeren (zonder succes). En dan nog een paar keer.
Ik heb me afgevraagd waarom dat is. In de academie werkt kwaadheid averechts. Daar worden kwade mensen niet serieus genomen. In de (lokale?) politiek kan kwaadheid juist effectief zijn. Het verschil is dat academici vooral onzeker zijn over hun werk – krijgt het wel de aandacht die het verdient? – en daarom reageren uit frustratie of gekrenktheid. Na-ijver is daar leidend. In de (lokale) politiek is dat geldingsdrang. Je gaat de politiek in omdat je iets gedaan wilt krijgen en dan kan het niet gebeuren dat anderen jou (en jouw partij) opzij zetten, passeren, negeren of overstemmen. Dat maakt kwaad.

Les 5: alles overziend, besef ik nu dat de politiek die bedreven wordt in het raadhuis te veel ten koste gaat van de echte politiek daarbuiten, dus wat speelt in de straten en buurten. Die politiek gaat over een paaltje, of over iemand die wil werken maar de kans niet krijgt. Die politiek is universeel omdat die ons allemaal zou moeten aangaan.

Bij mijn afscheid was ik vooral geroerd. Ik besefte hoeveel het werk als wethouder mij geraakt had, hoeveel het samenwerken met zoveel mensen, medebestuurders en ambtenaren voor mij betekend had, en hoe belangrijk de ontmoetingen met zoveel mensen in mijn dorp voor mij zijn geweest, en vooral met degenen die het zwaar hebben. Hilversum is voor mij gaan leven. Lokale politiek doet er alles toe.


Arjo Klamer is hoogleraar culturele economie en was van mei 2014 tot juli 2017 wethouder voor de SP in Hilversum met participatie, sociale zaken, buurten en welzijn in zijn portefeuille. Hij is de auteur van ‘Doing the Right Thing: A Value Based Economy’ (Ubiquity Press, open source)

Questions about publications?Contact us!

When you have questions about our publications,
please contact us.

Go to the contactpage!

Door de site te te blijven gebruiken, gaat u akkoord met het gebruik van cookies. meer informatie

De cookie-instellingen op deze website zijn ingesteld op 'toestaan cookies "om u de beste surfervaring mogelijk. Als u doorgaat met deze website te gebruiken zonder het wijzigen van uw cookie-instellingen of u klikt op "Accepteren" hieronder dan bent u akkoord met deze instellingen.

Sluiten